Groen in de hoogte

Terwijl de regen met bakken uit de lucht valt, nestel ik me met een boekje in een hoekje. Een tuinboek, zodat ik nog meer zin krijg om nieuwe tuinideeën uit te proberen en nog meer verlang naar droge (en liefst ook warme) zomerdagen. Ach, de dingen die we onszelf aandoen.

Deze laatste aanwinst is het boek van tv-tuinier Jean Vanhoof, bekend van het programma Groene Vingers. Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit naar het programma heb gekeken. Werd dat niet om 17 uur op een zaterdag uitgezonden? In pre-digicordertijdperk is zoiets dodelijk.

boekVanhoof heeft al enkele boeken op zijn naam staan, zoals Natuurlijke zwemvijvers en Natuurrijke tuinen. In het boek Groen in de hoogte trekt hij naar de stad, op zoek naar groen. De tv-tuinman vertelt in zijn voorwoord dat hij met zijn boek mensen wil aansporen om creatief om te gaan met groen in de stad. Om vervolgens het eerste hoofdstuk te beginnen over de verdichting van bedrijventerreinen. Niet meteen de insteek die je zou verwachten bij een boek over ideeën voor een groenere stad, maar het is tekenend voor de vreemde structuur doorheen het boek.

Toch is het hoofdstuk ‘De stad ontharden’ interessant. Vanhoof geeft hierin een aantal redenen om met groen in de stad aan de slag te gaan: door verharding wordt het rioolsysteem sneller overbelast wanneer het regent (hoe actueel kan het zijn), groen helpt tegen het hitte-eilandeffect waar steden vaak mee kampen (ik wou dat het actueler was) en door meer groen stijgt de waarde van huizen. Redenen waar ook de niet echt doorwinterde natuurliefhebber misschien oren naar heeft.

Vanhoof schetst zijn droombeeld van een groene stad: een groen netwerk van gevel- en binnentuinen, stadsparken en de groene stadsomgeving die een ontmoetingsplaats vormen voor bewoners.

In het tweede hoofdstuk bekijkt Vanhoof een aantal stoeptuinen. Hij geeft de lezer tips om zelf met een geveltuin aan de slag te gaan en een lijst met geschikte planten. De planten zijn verdeeld in drie categorieën: diervriendelijke, zonnige staanplaats en schaduwrijke staanplaats. Een beetje eigenaardig, want zou het niet handiger zijn als we wisten hoeveel zon de diervriendelijke planten nodig hebben? Zijn planten als bijvoorbeeld de wingerd die onder de lijst van schaduwplanten gecategoriseerd staat dan dieronvriendelijk? Nou ja.

Hoofdstuk 3 gaat over balkontuinen. Of zo zegt toch de titel van het hoofdstuk. Halverwege dit deel zet Vanhoof het spreekwoordelijke boompje op over vierkantemetertuinieren en pallettuinen. Op de bijhorende foto’s zijn er dan nog maar weinig, om niet te zeggen geen, balkons te zien.Maar het is muggenziften, want de pallettuin op de foto is prachtig en zijn stappenplan om er zelf eentje te beginnen, is helder en inspirerend.

Over vierkantemetertuinen zijn al boeken vol geschreven en Vanhoof weet heel goed dat hij er in zijn boek niet echt diep op in kan gaan. De basis – hoe zelf een bak in elkaar knutselen en een eerste zaaischema – krijgen we wel mee alsook de tip om voor een volledig plantschema op gespecialiseerde internetfora te kijken.

In het daaropvolgende deel bespreekt Vanhoof de voordelen van daktuinen en maakt hij een onderscheid tussen extensieve groendaken – waar je amper werk mee hebt – en intensieve daktuinen – wat eigenlijk neerkomt op een echte tuin op je dak. Een van de voorbeelddaktuinen zou zo een plattelandstuin kunnen zijn:  met rondscharrelende kippen en zelfs schapen! Jammer genoeg kom je niet te weten waar deze tuin zich bevindt. Dat is een algemene opmerking: bij de meeste foto’s staat geen locatie vermeldt.

Geheel volgens zijn eigen stijl, sluit Vanhoof het hoofdstuk over daktuinen af met tips om een beestentoren te maken. Hoe egels op een dak kunnen belanden, zal ons een raadsel zijn, maar ook hier wint de handige en praktische uitleg het van de wat vreemde keuze van de schrijver.

In de laatste twee hoofdstukken zoemt de tv-tuinier in op twee verschillende invalshoeken voor groen in de stad: de sociale aanpak van socioculturele werkers en guerrilla gardeners die groen als vehikel gebruiken om mensen dichter bij elkaar te krijgen, en de professionele aanpak, waaronder het werk van tuinarchitecten zoals Patrick Blanc (de bedenker van deze prachtige geveltuin in Parijs) valt.

Het boek laat veel ruimte voor foto’s die vaak een volledige pagina bestrijken of dienen om een stappenplan extra kracht bij te geven. Hoewel het boek af en toe wat chaotisch is opgebouwd, staan er heel wat nuttige tips in en mooie voorbeelden om zelf aan de slag te gaan met groen. Ik heb weer wat ideetjes opgedaan, wordt vervolgd…